Skip to content

Wim van der Beek schreef op 1 februari 2017 in de Meppeler Courant:

“Van Rossum zoomt nadrukkelijk in op patronen en structuren en minder op groeivormen. In zijn schilderijen en tekeningen gaat hij op zoek naar de orde in de natuurlijke chaos. Met eindeloos veel geduld vult de kunstenaar het beeldvlak met arcerende penseelstreken en potloodstrepen. Daardoor krijgen zijn schilderijen en tekeningen een meditatief karakter. Toch is er altijd sprake van beweging. De composities vallen nooit stil. Opmerkelijk is ook dat de schilderijen een sterk tekenachtig karakter behouden.”

Willem Treur in Kunst en Wetenschap. 20e jaargang nr. 2 – zomer 2011 schreef :

“De tekeningen zijn ontstaan door het kijken naar het landschap in zijn omgeving. Hoewel de voorstellingen abstract zijn, zal ieder die de Kop van Overijssel een beetje kent weinig moeite hebben om tot associaties te komen die lijken op de beelden die de kunstanaar voor ogen heeft, zoals moerasachtige landschappen met hier en daar wat schriele boompjes, woekerende braamstruiken, landschap dat zich verdicht en open wordt, vogelzwermen of sneeuwbuien. ‘Kijk hier heb je de spoorlijn, dat is hier vlakbij en daar heb je weer allerlei sprieten. Je hebt daar van die struikjes en dat dode gras blijft er zo mooi achter hangen. Gras is ook zo verschillend en je kunt het op allerlei manieren aantreffen: rechtop, hangend, liggend, nat, droog. Anderen gaan voor inspiratie naar IJsland of zo, ik heb dat niet nodig. Bramen en struiken, die vind ik ook heel erg interessant. Bomen met takken die opzij steken, al die variaties op die vertakkingen zijn onuitputtelijk’. De kunstenaar werkt het liefst in series. Zijn schilderijen ontstaan in steeds kleine momenten van schilderen afgewisseld met veel kijken. Zijn tekeningen maakt Van Rossum snel achter elkaar. Na het maken bekijkt en beoordeelt hij ze. In zijn schilderijen en tekeningen herhaalt zich veel maar toch is elk werk door de kleine veranderingen steeds nieuw”.

In het winternummer 2010-2011 van Kunst en Wetenschap  ( 19e Jaargang nr.4)  schreef Willem Treur :

“Eén van de meest in het oog springende kenmerken van het Overijsselse stadje Steenwijk is het reusachtige bolwerk dat in de zestiende eeuw is ontstaan. In de Tachtigjarige oorlog is er door de strategische ligging van de stad flink gevochten. Zelfs is deze militair belangrijke plaats tien jaar in Spaanse handen geweest. Net zoals bij veel oude Hanzesteden, als bijvoorbeeld Kampen of Doesburg, en de stadjes aan de kust van de Zuiderzee, als Vollenhove of Elburg, het geval is, hangt er in Steenwijk die merkwaardige sfeer van voorbije belangrijkheid. Het centrum van de macht en het economische leven in ons land had zich al in de zeventiende eeuw in westelijke richting verplaatst. Aan de andere kant wordt de oude garnizoensstad begrensd door enkel stuwwallen en hoger gelegen gebieden en aan de andere kant door de waterige laagveengebieden van De Wieden, Giethoorn en de Weerribben. Arm, achtergebleven en geïsoleerd in het nabije verleden, maar nu een zeldzaam mooi cultuurlandschap vormend. Uit alles blijkt dat de Steenwijker schilder Jan van Rossum volkomen vergroeid is met de stad en het landschap waarin hij leeft. Hij schreef boeken over de geschiedenis ervan. Maar vooral blijkt zijn intense verhouding met zijn omgeving uit de motieven die hij voor zijn schilderijen, tekeningen en litho’s kiest. Bomen, struiken, gras en ‘wolkachtige’dingen komen zo uit het landschap dat wel als zijn muze gezien kan worden. De schilderijen zijn meestal vervaardigd in gemengde techniek op doek en het eerste wat opvalt is zijn sterk schilderkunstige werkwijze, het schilderen van de ruimte tussen de dingen en het werken naar de natuur zonder dat dan in zijn geval letterlijk moet worden opgevat. “Als ik begin met een nieuw doek,” zegt hij zelf, “dan zet ik gewoon wat losse dingen op, dan gebeurt er een tijd niets en dan haal het na een tijdje weer tevoorschijn en ga ik er naar kijken. Ik heb soms het gevoel dat ik helemaal niet veel doe; er gaat veel tijd zitten in het overdenken en maken van schetsen. Ik ben dan aan mijn bureau aan het schetsen, terwijl mijn werk op de ezel staat. Als het schilderij droog is, voegt Van Rossum heel los en licht het houtskool toe. Er zijn veel kleine momenten van schilderen afgewisseld met afstand nemen en kijken. Hij moet wel eens denken aan Appel die ooit de merkwaardige bewering deed dat hij net zo lang naar een schilderij keek tot het af is. “Ik kijk hem af”. Het is een uitspraak die Van Rossum kennelijk uit het hart gegrepen is.”

Back To Top